Stappenplan: Welke voorbereiding voor het schilderen van je muren?

 Voor je de muren gaat schilderen moet je het oppervlak zorgvuldig voorbereiden. Zo voorkom je een slechte hechting en storende vlekken nadien. Hoe doe je dat nu precies? Wel dat hangt af van de ondergrond. We behandelen hieronder de meest voorkomende ondergronden bij nieuwbouw en bij renovatie.

Oude behanglagen verwijderen

Om te ontdekken met wat voor een ondergrond je te maken hebt, moet je eerst eventuele oude behanglagen verwijderen.

Dat kan met een behangafstomer. Zo’n apparaat heeft een brede stoomplaat waarmee je over het behang gaat zodat het loskomt. Het is ook voorzien van waterreservoir, zodat je lang kan doorwerken. Deze praktische toestellen hoef je niet meteen te kopen. Je kan ze vaak ook huren.

Daarnaast zijn er veel behangafweekmiddelen, ook voor vliesbehang en zelfs voor glasweefsel. Hiermee kan je snel en veilig behang en behangresten verwijderen. De laatste hardnekkige restjes haal je weg met een plamuur- of spack. Zo krijg je een heldere kijk op de muur en de eventuele onvolkomenheden.

 

Schoonmaken

Oude poreuze verf of pleisterlagen: Bij renovatie komen na het weghalen van het behang meestal oude poreuze verf- of pleisterlagen te voorschijn. Die hoef je meestal niet af te wassen, grondig afstoffen volstaat.

Tip: Je ziet dat de verf of pleister poreus is, door de muur een beetje te bevochtigen: Hij kleurt op die plaatsen meteen donker.

Nieuwe gipsplaten: Ook hier volstaat afstoffen met een zachte borstel.

Nieuwe pleisterlagen: Afstoffen met een zachte borstel en met een vochtige doek nawrijven. Resterend vuil verwijderen met ontvetter of ammoniak (1 deel op 10 delen water). De stukadoor doet z’n best om een zo glad mogelijke muur af te leveren.  Maar dat is niet ideaal voor de hechting van de verf. Soms moet je daarom licht schuren. Begin ook niet te snel met schilderen, daar krijg je later spijt van. Pleisterwerk droogt zo’n 1mm per week. Per cm pleisterwerk moet je dus 10 weken wachten alvorens te schilderen. Voor een pleisterlaag met een gemiddelde dikte moet je dus al gauw een klein half jaar wachten alvorens alles voldoende droog is om met een gerust hart te kunnen schilderen.

Oude niet-poreuze verflagen: Eerst afwassen met afwasmiddel en nadien ontvetten met ontvetter of ammoniak (1 deel op 10 delen water)

Cement, beton of baksteen: Vuil verwijderen met harde borstel en nadien afstoffen.

Nu je muren schoongemaakt zijn, zie wellicht wel foutjes zoals barsten en scheuren, gaatjes of zelfs loslatende stukken pleister. Meestal valt het allemaal wel mee, maar zijn je muren er erg aan toe en zie je er tegen op om alles terug te plamuren? Dan raden we je glasweefsel of renovatievlies aan. Hoe dikker die weefsels en vliezen, hoe beter ze de fouten op je muuroppervlak camoufleren. Je hoeft in dit geval enkel de grootste schades te repareren en je moet ze ook niet zo nauwkeurig met pleister afwerken.

Voor wegwerken van haarscheurtjes en zeer kleine barstjes volstaat een sterk elastische verf. Of je kan ze eerst opvullen met een acrylaatkit. Acrylaatkit blijft elastisch, je kan hem dus niet meer schuren. Wil je toch een kit gebruiken? Gebruik dan liever een schuurbare nadenkit.

 

Muurvulmiddel vind je in allerlei soorten en vormen.

Je hebt poeders in zakken en doosjes die je met water moet aanlengen tot een pleisterbare massa. Goedkoop, vorstvrij (als poeder) maar het is even zoeken naar de optimale verhouding water – poeder voor een perfecte smeerbaarheid voor jouw toepassing.

Daarnaast heb je makkelijke pasta: Klaargemaakte pleister in een potje of een emmer. Wat duurder, onmiddellijk gebruiksklaar, maar minder lang houdbaar en niet vorstvrij (want water toegevoegd).

 

We onderscheiden in deze pleisters of plamuren:

Vulmiddelen: Groot vulvermogen, onbeperkte laagdikte, dus ook voor grote gaten. Ze harden snel uit, zijn moeilijker te schuren en dus niet geschikt als afwerklaag.

Egaliseer- of uitvlakpleister: Renovatieproduct bij uitstek, laagdikte tot 5 mm, goed voor egaliseren en afwerken. En het laat zich goed schuren.

Afwerkpleister: Voor een gladde en strakke afwerking bij veeleisende projecten, zeer fijn tot 1 mm laagdikte. Deze pleister schuurt heel makkelijk.

Sommige aanbieders van vulmiddelen gebruiken een kleurcode om verschillende producten van elkaar te onderscheiden: rood=vullen, geel=uitvlakken, blauw=afwerken. Dat is heel praktisch, zo heb je een duidelijk overzicht.

Een gat dichten

Wat heb je nodig voor het vullen van schroefgaten in je binnenmuur?

  • Een plamuurmes met een lemmet dat iets breder is dan het op te vullen gat.
  • Stofzuiger of handstoffer
  • Schuurpapier met korrel 180 à 220
  • Vulmiddel, egalisatie en/of afwerkpleister
  • Een driehoekige verfschraper
  • Plantenspuit gevuld met water

 

Let er op dat er geen spijkers, schroeven of pluggen in de wand achterblijven. Pluggen verwijder je door er een schroef in te steken en de schroef (en plug) er met een tang uit te trekken.

Schraap de randen van het gat af met een schraper en verwijder de loszittende delen, dat doe je trouwens best met losse stukken op heel de muur. Verwijder het stof. Maak de te behandelen zone licht vochtig met een spons. Zo hecht de pleister beter.

Breng nu de pleister van je keuze aan op het licht bevochtigde oppervlak. Je gebruikt hiervoor een breed plamuurmes. Vul vooraf grote en kleine gaatjes met een vulmiddel. Strijk de pleister zo glad mogelijk, vermijd overtollige laagdikte. Laat drogen en herhaal indien nodig. Pleister krimpt immers bij het drogen. Als de wand droog is, schuur je hem lichtjes tot je een gladde ondergrond krijgt.

 

Scheuren vullen

In bijna elke woning zie je na verloop van tijd haarscheurtjes maar ook kleine of grotere barsten verschijnen in het stucwerk. Dat is normaal, maar het is geen prettig zicht. Scheuren in pleisterwerk kunnen talrijke oorzaken hebben: het zogenaamde  “zich zetten” van een gebouw, verschillende ondergronden, trillingen, temperatuurverschillen, enz,...

Ze zijn meestal niet gevaarlijk. Verticale scheuren leveren zelden gevaar op. Let wel op bij horizontale scheuren in de nabijheid van balken, overbruggingen en raam- en deuropeningen. Die laat je best even door een deskundige nakijken om dan nadien naar een duurzame oplossing  te zoeken.

Je kan de meeste oppervlakkige scheuren zelf repareren. Scheuren in (onderliggend) metselwerk zijn ernstiger. Schakel hiervoor zo snel mogelijk een specialist in.

 

Wat heb je nodig voor het vullen van scheuren in je binnenmuur?

  • Een plamuurmes met een lemmet dat iets breder is dan de op te vullen barst.
  • Stofzuiger of handstoffer
  • Schuurpapier korrel 180 à 220
  • Vulmiddel, egalisatie en/of afwerkpleister
  • Een driehoekige verfschraper
  • Plantenspuit gevuld met water
  • Wapeningsnetje

 

Verwijder de hol klinkende delen rondom de scheur en verwijder meteen ook alle losse stukken op de muur.  Gebruik hiervoor een schraper. Zo wordt de scheur wat groter en ruwer zodat het vulmiddel beter kan hechten. Het is belangrijk dat de scheur stofvrij is, dus ga even met de stofzuiger of afstofborstel langs de plek. Bevochtig nu de beschadigde delen met je plantenspuit voor een betere hechting. Breng het vulmiddel aan. Bij diepe scheuren gebruik je best een wapeningsvlies of -netje, dit maakt het geheel aanzienlijk steviger. Na droging trek je er nog eens een laagje afwerkpleister over heen. Tenslotte egaliseer je het oppervlak. Na het drogen kan je dan nog wat bijschuren met schuurpapier korrel 180 à 220.

Opgelet! Het is heel belangrijk dat je de muren goed afstoft voor je schildert. Dit wordt  jammer genoeg vaak over het hoofd gezien. Als je het niet doet krijg je gegarandeerd hechtingsproblemen.